De dood op klompen
Toen mijn ouders overleden bleken ze tot mijn verrassing gecremeerd te willen worden en de as, ach laat die maar ergens weg gooien was hun nagelaten boodschap.
Ik had er eerlijk gezegd niet naar uitgekeken om jaarlijks hun graf te bezoeken en stiekem gehoopt dat mijn zus dat zou doen. Daar zijn zussen immers voor. Maar het hoefde dus niet. En toen vond ik het toch wel een gemis dat ze fysiek geen enkele plek meer innamen. Gooi mij maar weg, schrap mij maar, het is een houding die ik bij nader inzien moeilijk verteren kan. Het zal mijn vader wel geweest zijn die heeft gezegd: ach meid, we laten ons gewoon verbranden, opgeruimd staat netjes. Nemen we geen plaats meer in, het is al zo vol in Nederland. En mijn ook al zo nuchtere moeder zal er een dag over nagedacht hebben en besloten hebben dat ze in elk geval niet in haar eentje de grond in wilde. Dus OK Boy, we gaan de oven in. Mijn vader heette Gerardus Wilhelmus, maar mijn moeder noemde hem Boy. En nu u dit van mij hoort gaat hij al een beetje voor u leven.
Die houding van gooi mij maar weg, daar wil ik het nu eens over hebben. Heel veel mensen hebben het gevoel dat zij niets betekenen. Je leeft, je gaat dood, je spulletjes worden opgeruimd en dat is dat. Als mieren meneer, c'est la vie c'est la vie zeiden de Clichémannetjes van Kooten en de Bie al in de jaren zestig. Daar is niets tegenin te brengen, de meeste mensen betekenen tijdens hun leven inderdaad weinig tot niets. Maar is dat wat ze willen? Onzin, natuurlijk. Niemand wil zijn leven doorbrengen met niets te betekenen. De meeste mensen doen juist erg hun best om iets van hun leven te maken. In kleine kring als moeder of vader of employee van de maand, in grotere kring als ondernemer of kunstenaar of terrorist of president.
Hoe belangrijk het voor mensen is om hun kwartiertje beroemdheid te hebben is vooral de laatste 10, 20 jaar gebleken nu iedereen dankzij de televisie bekend kan worden. Als je voor een dubbeltje geboren bent, dan wordt je nooit een kwartje zong Louis Davids in de jaren dertig. Maar dat is de laatste tijd juist heel erg aan het veranderen. Iedereen kan nu een kwartje worden, tot in de politiek toe. Hoe je dat moet doen is niet erg duidelijk, toeval speelt een belangrijke rol. En het publiek reageert soms onvoorspelbaar. Maar je moet bekendheid in elk geval zelf willen, want voor jou 20 anderen. Dat is ook wel duidelijk. Je doet je stinkende best in de hoop dat je opvalt of net precies het goede antwoord geeft. En dan zit je ineens in de Lotto Weekend Miljonairs Quiz of op een Robinson eiland met 20 anderen en 30 camera's.
Democratisering van beroemdheid tijdens je leven is duidelijk aan de gang en sinds de LPF ook doorgedrongen tot de politiek. Maar hoe is het gesteld met de democratisering van onvergankelijkheid?
Nou, daar mankeert nog wel wat aan. Mijn ouders lieten zich weggooien en niets herinnert er aan dat zij ooit bestaan hebben. Maar met degenen die zich lieten begraven is het niet veel beter gesteld. De oude christelijke norm dat het leven een tranendal is, een tussenstation naar de gelukzalige eeuwigheid, bepaalt nog steeds heel sterk hoe we omgaan met de doden. Niets is saaier dan de Nederlandse begraafplaatsen. Honderden grijze grafstenen met een naam, twee jaartallen en het totaal overbodige advies "Rust zacht". Dat is alle informatie die de passant krijgt over wie daar begraven ligt. Maar over de grens is het niet veel beter.
Een paar maanden geleden durfde ik het eindelijk aan om in België bij Ieper de begraafplaatsen te bezoeken van de soldaten uit de Eerste Wereldoorlog. De dood ingejaagd door generaals en maarschalken die posthuum alsnog veroordeeld zouden moeten worden wegens misdadige onkunde en arrogantie.
In streng gelid staan de witte kruisen van hun ondergeschikten naast elkaar. Indrukwekkend door hun aantal en massale gezichtsloosheid: naam, rang en legernummer, dat is alles wat zij ook na hun dood te melden hebben. Een nazaat die dit niet verdragen kon heeft aan één van die kruisen een kleine in een plastic omslag gestoken foto opgehangen. Het is een aardig ogende jongeman van 22 die hier in 1917 tegen een kogel opliep. En ineens besef je dat hij hier echt ligt, al bijna 90 jaar.
Even verderop is een grasveldje ter grootte van een half voetbalveld met de mededeling dat hier 20.000 Duitsers liggen in een massagraf. 20.000 gestampte jonge Duitsers, anoniemer kan het niet.
In een televisie-uitzending zag ik laatst een oude joodse historicus die vertelde over het project waar hij mee bezig was. Toen tijdens de oorlog joodse gezinnen werden weggevoerd lieten de grondige Duitsers inventarislijsten maken van de huisraad die zij in beslag namen. Door het op internet publiceren van de namen van die joodse slachtoffers en de inventaris van wat er in hun huis in beslag werd genomen hoopt de historicus hen uit de anonimiteit van de collectieve dood te halen en een persoonlijkheid te geven. Ik vond dat een heel goed idee. De gelukzalige eeuwigheid van de hemel bestaat niet, ieders bestaan speelt zich uitsluitend af op aarde. En iedereen mag dus aan het nageslacht vragen een klein monumentje op te richten dat aan hem of haar herinnert.
En dat zou méér moeten zijn dan alleen een naam en twee jaartallen op je graf.
Laten we nu eens beginnen met de grafzerken wat informatiever te maken. Rust zacht dat kan wel weg. Maar wat deed de overledene voordat die lange rust begon? Waar werkte hij, wat waren zijn hobby's, waar was hij of zij trots op? Won hij misschien ooit een viswedstrijd? Had zij misschien een speciaal recept voor gehaktballen? Geef die informatie door aan het nageslacht. Hoe zag de overledene er in levende lijve uit, wil ik ook weten. Zet een fotootje op het graf. Bouw een videoapparaatje in dat beelden van de laatste verjaardag afspeelt. Laat een geluidsbandje horen.
Bij elk graf moet natuurlijk ook een album komen waar je in kan bladeren voor wat meer informatie. Zo wordt de begraafplaats een herinneringscentrum inplaats van een dodenakker.
Het kerkhof wordt een uitje, een alternatief voor het stadspark. Je loopt wat rond, je drinkt een glaasje in de theetuin, je leest wat in de albums, je zoekt een aardig plekje uit voor als je zelf aan de beurt bent. Leven en dood komen dan dichter bij elkaar, en gaan elkaar aanvullen. Zolang je leeft probeer je iets te betekenen en als je dood bent wordt die betekenis zo goed mogelijk bewaard. Net zoals de boeken van overleden schrijvers in de bibliotheek.
Nu ik het er zo over heb zou ik er bijna zin in krijgen om te overlijden. Want ik weet al wat ik op mijn grafsteen wil hebben. Een simpele maar doeltreffende tekst om de eeuwigheid in te gaan:
Wee wee wee www.hansvervoort.nl
(Voorgelezen op 11 maart 2003 in Radio Music Hall, radio 747)