De lichaamstaal van auto's
We reden Washington binnen en gingen op zoek naar ons motel. Dat zou te vinden zijn aan de Pennsylvania Avenue 1600. Soepeltjes gleden we te midden van een stroom auto's een zes-baansweg op. "Hier moet het zo ongeveer zijn", zei mijn alwetende echtgenote. Ik sloeg een blik naar rechts en zag een prachtig wit pand, met grote witte pilaren en een gemillimeterd gazon ervoor. "Niet slecht voor een Days-Inn," zei ik. Om even later te beseffen dat we doodgemoedereerd langs het Witte Huis tuften. Het motel bleek op hetzelfde nummer te liggen, maar dan aan de Pensylvania Avenue South-East in plaats van North-West.
Ik schrijf dit op omdat het voor mij illustreert hoe gemoedelijk en stressloos het autorijden in Amerika is, geheel in strijd met het beeld dat in actiefilms gegeven wordt. Amerikanen rijden ook allemaal automaat, een aandrijving die in Europa beschouwd wordt als te weinig sportief. Europeanen rijden agressief en veel te hard, vinden de Amerikanen, en ze hebben gelijk, denk ik. Die agressiviteit van Europese chauffeurs is vooral gebaseerd op het verkeersreglement en het gevoel “ik sta in mijn recht, ik heb hier voorrang”.
Hoe anders is het rijden in de meeste Aziatische landen. Het verkeersreglement is daar een fictie en niemand heeft waar dan ook recht op, behalve de sterkste of de snelste. En net zoals in een roedel wolven weet iedereen wie dat is. Van langzame auto's zie je dan ook de chauffeur vaak met een handgebaar aangeven wanneer de topdog hem veilig kan passeren zonder een tegenligger te raken. Dat hoffelijke gebaar van onderwerping zie ik een Nederlandse chauffeur niet zo gauw maken.
Bij een tocht in links rijdend Indonesië genoot ik vooral van de wijze waarop de SUV waar wij in zaten midden in een drukke stad een bocht naar rechts maakte tegen de stroom van tegemoetkomend verkeer in. Voetje voor voetje liet onze chauffeur zijn wagen de andere weghelft op komen. In het begin trok niemand zich daar iets van aan, maar centimeter na centimeter schoof hij onze voorbumper verder. Soepeltjes reden de tegenliggers daar omheen. Maar dan kwam er een moment waarop een tegemoet komende auto zich realiseerde: hier kom ik niet meer langs zonder te ver te moeten uitwijken. Met grote tegenzin zag je hem dan stoppen, waarna onze auto met een zucht van opluchting en toch ook enige triomf de oversteek begon.
Sindsdien let ik op de lichaamstaal van auto's en valt me op hoe vaak je al lang van tevoren ziet dat iemand de weg kwijt is, of wil parkeren, of overweegt naar links of rechts te gaan. Ook groepen auto's kunnen lichaamstaal hebben. Ik zag het voor het eerst in Singapore. Dat stadstaatje heeft strenge verkeersregels en een groot politiecorps en de automobilist houdt zich dus permanent in. Op drukke verkeersaders in de stad zie je vier rijen automobilisten voor het rode licht staan, de motoren alvast brullend klaar om op te trekken als het licht op groen gaat. Want dan mag het! Bij groen spuiten ze als jachthonden voorwaarts.
De dramatiek van dit tafereel wordt nog verhoogd door de voetgangersoversteek die vlak voor de ongeduldige automobilisten plaats vindt. In Singapore telt het groene voetgangerslicht af: nog 20 seconden, nog 19, nog achttien. De weg is breed en het oversteektempo lijkt gebaseerd op een volwassene in de kracht van zijn leven. Als de secondenwijzer op negen staat zie je de paniek bij de minder fitte voetganger toe slaan, haal ik het? Want iedereen beseft: de auto's geven geen pardon. De kans dat Singapore ooit een bejaardenprobleem zal krijgen lijkt me dan ook heel klein.
(Deze column verscheen in het tijdschrift East, zomer 2011)