1header_hansvervoort.jpg - William Rothuizen – Fernanda Cicero! (1985)

Welkom op de website van Hans Vervoort

William Rothuizen – Fernanda Cicero! (1985)

Recensie van Hans Vervoort in NRC Handelsblad (10-05-1985)

 

 

 

Hugo's Medisch Geheim

 


Iedereen kent de doolhofdroom waarin je je bang voortspoedt om een Belangrijke Bestemming te bereiken en gehinderd wordt door een onafzienbare reeks obstakels en tegenvallers. De tijd gaat onverbiddelijk verder, spoedig zal het te laat zijn, dan is de geliefde voorgoed vertrokken, het kind gestikt, de firma op de fles. Maar hoe je ook je best doet, je stuit steeds op de onontkoombare logica van de portiersfuncties in zo'n droom. (Uw kaartje is sinds een minuut ongeldig. Maar ik sta hier al tien minuten te wachten, tot uw lunchpauze voorbij is! Het spijt mij, de lunchpauze is verplicht. Maar kunt u niet net doen alsof dit kaartje u tien minuten geleden aangeboden werd? Onmogelijk, op dat tijdstip stempelden wij geen kaartjes af, vanwege de verplichte lunchtijd).

Fernanda Cicero!, het novelledebuut van ex-HP-redakteur William Rothuizen, heeft alle kenmerken van zo'n nachtmerrie, al lijkt het verhaal gesitueerd in de werkelijkheid. Het gaat over Hugo, die meegedeeld krijgt dat hij uit een inrichting (stelselmatig 'het asiel' genoemd) ontslagen wordt. Het waarom daarvan is hem niet duidelijk, want wat was eigenlijk zijn kwaal? En is hij daarvan genezen? Ondanks deze vragen en een vage angst voor de buitenwereld, gaat hij aan de slag om zijn vertrek voor te bereiden. Het belangrijkste daarbij is het zoeken naar goed verpakkingsmateriaal voor de vaas die hij in arbeidstherapie gemaakt heeft. Het welzijn kan hem niet helpen, de protheseafdeling en de kantine werken niet mee, maar na een lange zoektocht kan hij toch de intussen in diggels geraakte vaas verpakken. En dan begeeft Hugo zich opgewekt maar met bang gemoed (dat kan in dit verhaal) naar de portier om zich uit te schrijven.

Daar begint de nachtmerrie pas echt, want men heeft verzuimd Hugo zijn Medisch Geheim mee te geven en zonder dat document is de buitenwereld niet bereikbaar. Dat hij dat niet wist! Hij keert op zijn schreden terug, maar het blijkt heel moeilijk te zijn om te achterhalen waar zijn Medisch Geheim bewaard wordt. In het tehuis is hij inmiddels van alle lijsten geschrapt, zodat hij geen bed meer heeft en geen eten kan krijgen:

"Zijn blik dwaalde over de zee van puddinkjes. 'Vermoeiende dag gehad?' informeerde de kok.
'Het is een lang verhaal', zei Hugo, 'ik zal het kort houden. Ik ben van de voedingslijst afgevoerd, mijn papieren zijn zoek en Hirschenblencke is naar de wintersport'.
'Dus je zit flink in de nesten', zei de kok en er sprak medeleven uit zijn toon, 'maar eten heb ik helaas niet voor je'.
'Jullie gooien toch wel eens wat weg?' 'Dat zal je mij niet horen ontkennen', zei de kok, 'maar wat we weggooien, mag niet worden opgegeten.' 'Ik begrijp niets van die redenering'.
'Net zo min als je mag opeten wat moet worden weggegooid', verduidelijkte de kok, 'helaas, het is niet anders'. Hij keek spijtig."


Als een paria scharrelt Hugo tussen de eczemen en de ontwenners en zijn soortgenoten van zaal M en leeft van de kleine marges die de regels hier en daar bieden. Het wachten is op de terugkeer van geneesheer-directeur Hirschenblencke die vermoedelijk Hugo's Medisch Geheim in zijn kluis heeft. Maar helaas loopt ook dat volledig mis. Intussen is het voor Hugo de vraag of hij nog wel behoefte heeft aan een buitenwereld, want een telefonisch contact met zijn vriendin Lou loopt stuk op een misverstand en als hij ter oefening een krant leest valt hem op dat hij zich 'buiten' misschien niet meer zou kunnen handhaven:

"Veel van wat hij las leek te passen in een groter geheel waarover hij de voorkennis miste, de berichten ademden door woordkeus en toon een gewichtigheid die hij niet kon navoelen."

Het enige dat hem in de krant aanspreekt is een bericht over Fernanda Cicero, een meisje van nog slechts 23 jaar, dat haar passie voor treinen beloond had gezien door de benoeming tot stationschef van Livorno. Zo zie je maar, waar een wil is is een weg, en Hugo neemt zich voor bij de eerste de beste gelegenheid naar Livorno te reizen om haar te feliciteren: eindelijk een doel in zijn nieuwe leven.

Rothuizen (bij HP al bekend als de man met het gouden pennetje ) heeft een heel mooie, lakonieke schrijfstijl die precies aansluit bij de absurditeit van Hugo's belevenissen. De gelijkenis van het leven in het asiel-doolhof en de krankzinnigheden van het 'gewone' leven is duidelijk en wordt niet zwaar aangezet. Door het gebrek aan voorgeschiedenis van Hugo, het asiel, zijn vriendin Lou krijgt de novelle iets vrijblijvend droomachtigs: mooi, boeiend, leuk, maar als je na de laatste bladzij ontwaakt, dan vervaagt de droom snel. Dat is de ingebouwde beperking van Fernanda Cicero! Maar in z'n soort is het een juweeltje.