1header_hansvervoort.jpg - Willem Brakman - Kind in de buurt (1972)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Willem Brakman - Kind in de buurt (1972)

Recensie van Hans Vervoort in Vrij Nederland - 09-12-1972



Aquarium



Ouder en dikker worden is een verschrikking. Erg dankbaar ben ik Willem Brakman dan ook niet voor zijn boek Kind in de buurt dat me 112 pagina's lang verplichtte de ellende te volgen van Jan Oud, een op zijn eind lopende beeldhouwer: 'Die buik haatte hij, een massagraf van koeien, varkens en gevogelte. Wanneer hij in het bad lag en dat vreemde eiland voor hem boven het water uit zag steken, dan nam hij zich heilig voor ascetisch tot op het bot te vermageren, mager en goudbruin op een eiland met veel zand alleen scheppende geest en koorts te worden. Maar de buik bleef zoals hij was en als hij niet oppaste bleef alles zoals het was.' Van veel te veel wit vlees is zijn vrouw gemaakt, zijn hoofd zit vol urgente gedachten, zijn benen lopen maar en zijn mond praat en drinkt.

In zo'n levensfase iemand volgen is geen lolletje en het is dan ook goed dat Willem Brakman een groenbemoste dikke glasplaat heeft gemonteerd tussen kijker en object, waardoor je nooit helemaal vat krijgt op het gebeuren, al komt af en toe een beeld heel duidelijk door: 'Even later schoot hij opeens wakker met het vermoeden dat hij was gestompt, dat gebeurde wel meer als hij had liggen snurken. Lang kon hij nog niet geslapen hebben, hij ging weer liggen, luisterde naar de ademhaling naast hem en staarde naar het plafond. Adelheid snurkte zachtjes, slikte even, snurkte weer en mompelde, haar hoofd vlak bij zijn schouders kon hem dat niet ontgaan; zachtjes als steeg het heel uit de diepte omhoog, mompelde daar iemand tegen zijn schouder "vuilak... schoft... hoerenloper... schoft..." Onthutst keek hij naar het bolle, wat rood aangelopen hoofd dat daar lag te pruttelen en stootte haar aan. Toen ze wakker schrok, verbaasd opdook uit de diepte, "wat is er vent, wat is er, Jan", met een scheef lachje wist hij dat ze niet had geslapen.'

Het wordt na enige tijd duidelijk dat Jan Oud vooral tobt met het probleem dat hij steeds meer gaat lijken op oude mannen die kleine meisjes verkrachten en wurgen: 'Het dikke achterste, de grauwe kuif, de slobberende broek .(...) Dat was de rug van een vieze dikke ouwe vent.' Er wordt een schoolmeisje uit de buurt vermist en Oud's morbide belangstelling voor het geval doet steeds sterker vermoeden dat schrikbeeld en werkelijkheid bij hem helaas al samengevallen zijn.

Wie meer wil weten moet het verhaal zelf maar lezen. Brakman schrijft een soort proza dat wat ouderwets en literair aandoet, maar als je er aan gewend bent swingt het bij tijden de pan uit. Hij kan er alles mee, tot en met het beschrijven van een (imaginaire) moord verpakt in de beschrijving van een recept, en dat begint dan zó: 'Op een stille zondagnamiddag, als er regen dreigt en er geur is van boomblad en gras, snijde men zevenhonderd gram magere maar smeuiige osselappen in kleine stukjes met een lang, blinkend, scherp mes zonder bramen. Snij met lange, sierlijke gebaren, dat komt de smaak zeer ten goede. Tweehonderd gram magere, maar goed voorgeknepen spek worden in kleine dobbbelsteentjes gesneden, ditmaal met snelle, ja zoevende bewegingen, zodat zich even de lichte rookgeur kan vrijmaken.' Enzovoorts.

Lees ook hoe Brakman een zich vervelende hoer gadeslaat: 'Zij krabbelde op haar hoofd en bekeek daarna haar nagels. Zij leunde iets scheef op haar stoel en liet een wind (zij was alleen). Een vrouwenwind was het, dus slap, vochtig en blubberend. Een geur van dood verspreidde zich; faeces, groenteafval en ook iets aantrekkelijks, iets op de grens van plezier en pijn.' Hoe goed dit boek nu precies is kan ik niet becijferen, maar dat het goed is, daar steek ik mijn hand voor in het vuur.